Amsterdammers zeggen het graag recht voor z'n raap.
Gelukkig hebben ze ook een groot gevoel voor humor.
Wie spatjes heeft, kan op commentaar rekenen. Dus heb je een aardig huis,
maar minder hoog dan een van je buren, dan kun je dat wel met een trucje
proberen te verdoezelen.
Een bekende methode is, niet alleen in Amsterdam, het opmetselen van de
topgevel
van een
diep huis
tot een
lijstgevel,
waar het hele
zadeldak
achter wegvalt.
De
gevel
heeft dan (minstens) één
bouwlaag
meer dan het pand zelf, maar de
bovenste vensters zijn zoldervensters. Is de gevel drie
vensterassen
breed,
dan zit achter de twee buitenste 'zoldervensters' gewoon lucht. Die moeten
dus als
schijnvenster
uitgevoerd worden. Op het eerste gezicht lukt de truc,
op het tweede niet meer. Vooral in Amsterdam is deze truc in de
18e en 19e eeuw vaak zo verfijnd, zodat je pas op het derde gezicht wat
in de gaten krijgt. Achter buitenste zolderramen zit echt een vertrek,
maar hoe diep het is, zie je niet vanaf de straat. Boven de
kroonlijst
zie je een heus
dak,
evenwijdig aan de
rooilijn.
Truc gelukt? Ja, tenzij
één van de buurpanden veel lager is. Want dan zie je van opzij dat
alleen het allervoorste stukje de gesuggereerde hoogte heeft. De bovenste
'bouwlaag' is soms maar twee meter diep. Nep, bedrog! "
Leugenaar"
roept de Amsterdammer, en zo heet dan ook het hoge voorste stukje met eigen
dak, haaks op de kap van het veel lagere diepe huis er achter. Wanneer
op de leugenaar niet alleen een zolder, maar ook een vliering aansluit, dan is de gevel
twee bouwlagen hoger dan het eigenlijke pand. Het is leuk om op de huizen
van Amsterdammers neer te kijken.
Tekst: Jean Penders (04-2008). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders